Voorkamerfibrillatie en het sporthart

Artikel van Dr Guido Claessen, PhD, KU Leuven, Leuven voor het tijdschrift Hart&Slagaders

Het is welgekend dat regelmatige sportbeoefening geassocieerd is met talrijke voordelen voor de gezondheid. Deze gezondheidsvoordelen vormen de basis voor de huidige aanbevelingen om wekelijks gedurende 150 minuten aan matige tot intensieve intensiteit te sporten. Desondanks deze aanbeveling zien we in de westerse samenleving een belangrijke toename van sedentaire levensstijl. Deze zogenaamde pandemie van inactiviteit is één van de grootste bedreigingen voor de volksgezondheid, met onder meer een belangrijke toename van het risico op hart- en vaatziekten, diabetes type II, bepaalde vormen van kanker, dementie en mentale achteruitgang. Aan het andere uiteinde van het fysieke activiteit spectrum is er ook een toenemende populatie van sporters die de aanbevelingen van lichamelijke activiteit ruimschoots overstijgt. Het gaat hier voornamelijk om sporters die betrokken zijn in duursport en deelnemen aan extreme sportevenementen zoals ultra marathons, gran fondo wielerwedstrijden en ultra triatlons. Hoewel deelnemers aan deze sportevenementen bij wijze van natuurlijke selectie dienen te beschikken over een uitstekende gezondheid en excellent inspanningsvermogen, worden de bijkomende gezondheidsvoordelen van zulke extreme inspanningen vaak in vraag gesteld. Bovendien zijn er wetenschappelijke gegevens die erop wijzen dat intensieve duursportbeoefening gepaard gaat met een toename van het risico op hartritmestoornissen van zodra een bepaalde drempel overschreden wordt. Evidentie voor deze dosis-respons relatie is het best aangetoond voor ritmestoornissen afkomstig van de voorkamers, meer bepaald voorkamerfibrillatie. Vanuit verschillende bevolkingsstudies is geweten dat regelmatige lichaamsbeweging, volgens de aanbevelingen van 150 tot 300 minuten matige tot intensieve inspanning per week, gepaard gaat met een afname van het risico op voorkamerfibrillatie. Eens deze drempel wordt overschreden begint het relatieve risico op voorkamerfibrillatie echter opnieuw toe te nemen, in een schijnbaar lineaire relatie met de dosis sportbeoefening.

J-vormige relatie tussen het risico op voorkamerfibrillatie en de levenslange dosis sportbeoefening. Een grotere dosis sportbeoefening gaat gepaard met progressief meer uitgesproken aanpassingen van de hartspier. Deze aanpassingen worden aangeduid als het sporthart en omvatten uitzetting en wandverdikking van alle hartkamers.

Complexiteit bij de interpretatie van de relatie tussen VKF en duursportbeoefening is dat de exacte ‘drempel’ waarbij de voordelen van sportbeoefening beginnen af te vlakken en het risico op verwikkelingen toeneemt niet te veralgemenen is voor alle individuen. Het is dan ook niet goed gekend hoe intensief en/of hoeveel uren men moet sporten om een hoger risico te lopen om VKF te ontwikkelen. Verder is ook nog niet goed geweten welke sporten het vaakst aanleiding geven tot VKF. Doorgaans wordt aangenomen dat intensieve duursporten het hoogste risico lopen. Een recente analyse suggereerde echter dat ook gemengde sporten zoals voetbal en tennis, gepaard gaan met een relatieve toename van VKF. Bovendien blijkt dit effect het meest uitgesproken op middelbare leeftijd (jonger dan 55 jaar). Dit leeftijdsgebonden effect heeft wellicht te maken met de gekende toename van VKF met toenemende leeftijd in de algemene bevolking, waarbij de invloed van leeftijd zwaarder doorweegt dan het risico veroorzaakt door sportbeoefening. Naast sportbeoefening en leeftijd spelen ook andere factoren een rol zoals alcoholconsumptie, familiale aanleg en hoge bloeddruk. Net zoals voor het risico op kransslagaderproblemen zijn sporters niet immuun voor risicofactoren en dienen deze aangepakt te worden om verwikkelingen van het hart, zoals VKF, te vermijden. Tenslotte is er ook een verschil in het risico op VKF bij sporters naargelang het geslacht, waarbij vrouwelijke sporters vermoedelijk een lager risico lopen dan mannelijke sporters.

Een belangrijke bemerking bij deze observatie is dat vrouwelijke atleten historisch ondervertegenwoordigd waren in sportcardiologische studies. Tevens dienen we ook de criteria die gehanteerd werden om duursport te bepalen onder de loep te nemen. Zo werd intensieve sportbeoefening in een bevolkingsstudie met vrouwelijke sportsters gedefinieerd louter door deelname aan een bepaald duursportevenement, eerder dan nauwkeurige bepaling van de trainingbelasting3. Toekomstige studies in vrouwelijke sporters, waarbij de trainingsdosis goed in kaart wordt gebracht, zijn dan ook nodig om na te gaan of vrouwen effectief een lager risico lopen op VKF en wat de onderliggende mechanismen zijn die hieraan ten grondslag liggen.

Bij de behandeling van sporters met VKF is het belangrijk om te weten dat VKF geen levensbedreigende aandoening is en op zichzelf geen risico inhoudt op plotse dood. Wel is een grondige oppuntstelling altijd aangewezen omdat VKF het eerste verschijnsel kan zijn van een onderliggende aandoening van de hartspier of van een erfelijke ziekte van de elektrische activiteit van het hart. Daarenboven is aangetoond dat ook sporters met VKF een verhoogd risico lopen op het optreden van een beroerte in vergelijking met sporters en niet-sporters zonder VKF. Met andere woorden, sporters die zich presenteren met voorkamerfibrillatie dienen op dezelfde manier behandeld te worden voor wat betreft risicofactoren en bloedverdunners als niet-sporters met VKF. Hierbij dient wel steeds het voordeel van bloedverdunners afgewogen te worden ten opzichte van het bloedingsrisico tijdens trainingen of wedstrijden.
Volgend op de inschatting van het risico op een geassocieerde hartaandoening en de kans op verwikkelingen, zoals een beroerte, dient ook de symptomatische impact van VKF mee in rekening te worden gebracht. Sporters met VKF hebben in tegenstelling tot niet-sporters met VKF vaak klachten gerelateerd aan de ritmestoornis. Symptomen kunnen enerzijds voorkomen tijdens het sporten, maar ook tijdens de slaap of onmiddellijk na inspanningen. Belangrijk is om een gerichte anamnese uit te voeren waarbij triggers voor episoden van VKF geïdentificeerd worden, alsook risicofactoren bevraagd worden zoals alcoholconsumptie. Tenslotte dient ook altijd specifiek de inname van stimulantia, steroïden en andere prestatie bevorderende middelen bevraagd te worden. Vermijden van deze triggers kan immers aanleiding geven tot een betere controle van VKF.


Gezien atleten met VKF vaak klachten hebben zal meestal geprobeerd worden om het normale hartritme te herstellen. Ritmemedicatie zoals flecainide of propafenone kan gebruikt worden onder de vorm van een ‘pill-in-the-pocket’ strategie om het ritme te normaliseren in geval een episode van VKF zich voordoet. Deze aanpak heeft echter als nadeel dat atleten diezelfde dag niet meer aan sportbeoefening kunnen doen.

Gezien de uitdagingen met medicamenteuze aanpak van VKF bij sporters, zal bij aanwezigheid van symptomen doorgaans een relatief lage drempel voor pulmonaal vene isolatie gehanteerd worden. Door middel van een speciale katheter worden bij deze procedure de longaders (pulmonaal venen) elektrisch geïsoleerd van de rest van het hart. Op die manier worden de prikkels die de ritmestoornis veroorzaken, tegengehouden. Een studie van Koopman en collega’s vergeleek de doeltreffendheid van ablatie bij sporters en niet-sporters met VKF. Dit onderzoek toonde dat er geen verschil was naargelang het risico op recidief VKF tijdens een follow-up periode van 3 jaar. Na een ablatie kunnen sporters doorgaans na een 2-tal weken hun sportbeoefening hervatten.

Een laatste consideratie bij sporters met VKF is het advies betreffende verdere sportbeoefening. Bij dit aspect is er een prominente rol voor ‘shared decision making.’ In het tot stand komen van een advies dient beschouwd te worden of sportbeoefening louter wordt gezien als een gezondheid bevorderend middel, dan wel als een hobby waarbij prestaties en bepaalde doelstellingen op de voorgrond staan. Indien gezondheidsbevordering primeert kan uitgelegd worden dat de huidige aanbevelingen voor gezonde sportbeoefening gepaard gaan met het laagste risico op recidief VKF en dat meer doorgedreven dosis sport niet noodzakelijk is om gezondheidsredenen. Hoewel de link tussen VKF en intensieve sportbeoefening suggereert dat een reductie van de training load gepaard gaat met een daling van het risico op VKF, zijn er tot op heden geen wetenschappelijke gegevens die de rol van detraining hebben gevalideerd. Momenteel loopt een grootschalige studie (NEXAF, NCT04991337) waarbij atleten met VKF een loop recorder geïmplanteerd krijgen en vervolgens worden gerandomiseerd naar een interventiegroep waarbij de intensiteit van sportbeoefening wordt gelimiteerd ofwel een controle arm waarbij de sportbeoefening onveranderd wordt verdergezet. In 2022 zal deze studie worden uitgebreid naar verschillende Belgische centra. Eindpunt van de NEXAF studie is VKF burden. De resultaten van deze en toekomstige studies zijn nodig om nieuwe inzichten te bieden in de relatie tussen VKF en het sporthart, wat de zorg voor sporters met VKF in de toekomst verder kan optimaliseren.

  • La Gerche A, Heidbuchel H. Can intensive exercise harm the heart? You can get too much of a good thing. Circulation. 2014;130(12):992-1002.
  • Newman W, Parry-Williams G, Wiles J, et al. Risk of atrial fibrillation in athletes: a systematic review and meta-analysis. Br J Sports Med. 2021;55(21):1233-1238.
  • Svedberg N, Sundstrom J, James S, Hallmarker U, Hambraeus K, Andersen K. Long-Term Incidence of Atrial Fibrillation and Stroke Among Cross-Country Skiers. Circulation. 2019;140(11):910-920.
  • Voskoboinik A, Kalman JM, De Silva A, et al. Alcohol Abstinence in Drinkers with Atrial Fibrillation. N Engl J Med. 2020;382(1):20-28.
  • Koopman P, Nuyens D, Garweg C, et al. Efficacy of radiofrequency catheter ablation in athletes with atrial fibrillation. Europace. 2011;13(10):1386-1393.

GETUIGE VAN EEN HARTSTILSTAND ?

HOE HERKEN JE EEN HARTSTILSTAND ?

Het slachtoffer verliest het bewustzijn, reageert niet als men luid roept en ademt niet of heeft geen normale ademhaling.

Hoe reageren ?

Bel de 112
en geef het juiste adres op

Ga meteen over tot hartmassage
a. Plaats je handen in het midden van de borst.
b. Op het ritme van “Staying Alive” duw je 30 keer krachtig op de borst van het slachtoffer (100 keer per minuut)

Defibrilleer met een AED :
Zet het toestel aan en volg de instructies.

Wanneer de hulpdiensten aangekomen zijn, wees fier, jouw handen hebben een leven gered… Word HartRidder !

1 minuut gewonnen is 10 % meer overlevingskans !
Een leven redden kunnen we allemaal.

Vull uw INAMI nummer :

Test_inami nl
Je suis médecin
reCAPTCHA

QUIZZ DU COEUR

[charitable_registration]

Quiz van het hart

Testez-Vous nl
U bent
Boutons radio
Hoe oud bent u ?
Hebt u reeds hartproblemen gehad ?
Lijdt u aan diabetes ?
Hebt u een cholesterolprobleem ?
*
Lijdt u aan hoge bloeddruk ?
*
Heeft een lid van uw familie al een cardiovasculaire aandoening gehad ?
Rookt u elke dag ?
Doet u regelmatig aan lichaamsbeweging :het equivalent van minstens 30 minuten stappen per dag, 5 dagen op 7 ?