Artikel van Professor Christian Brohet
Welke raad kan men geven in verband met het verbruik van eieren binnen een evenwichtige voeding? Mogen we eieren eten, en zo ja hoeveel als we ons hart en onze bloedvaten gezond willen houden?
De ideeën zijn op dit gebied de jongste vijftig jaar aanzienlijk geëvolueerd… In 1968 schreef de American Heart Association (AHA) voor het verbruik van voedingscholesterol te beperken tot 300 mg/dag en het verbruik van eieren tot drie dooiers per week. Eigeel bevat immers veel cholesterol (tussen 189 en 213 mg, gemiddeld dus 200 mg). Dat idee berustte op de opvatting dat te veel voedingscholesterol zou leiden tot een toename van het cholesterolgehalte in het bloed, en dan vooral van de LDL-cholesterol, die in verband wordt gebracht met het ontstaan van atherosclerotische cardiovasculaire ziekten (ASCVZ).
Sinds een aantal jaren heeft men echter aangetoond dat vooral bepaalde atherogene verzadigde vetzuren (in charcuterie en ander bewerkt vlees, banketbakkersproducten, palmolie, …) de LDL-cholesterol in het bloed doen toenemen en dat de rol van voedingscholesterol miniem is. Sinds 2015 hebben de meeste gezondheidsinstanties trouwens de aanbeveling om voedingscholesterol te beperken laten varen. In België bijvoorbeeld stond in 2014 de beperking tot 300 mg voedingscholesterol per dag nog in de aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad (HGR), terwijl ze in de laatste versie van de aanbevelingen, die van 2019 dateert, helemaal verdwenen is.
Is er epidemiologisch onderzoek met betrekking tot het cardiovasculair risico in verband met het verbruik van eieren?
De wetenschappelijke literatuur bevat heel wat resultaten die elkaar eerder tegenspreken!
In augustus 2012 kwam een onderzoek bij 1200 patiënten tot het besluit dat risicopersonen hun verbruik van eigeel, “bijna net zo gevaarlijk als sigaretten”, moesten beperken (1). Maar een uitgebreid onderzoek van 2013, waarbij 4 miljoen mensen betrokken waren, besloot dat er geen verband was tussen het verbruik van eieren en ASCVZ, een licht verhoogd coronair risico bij diabetici, een daling van het gevaar voor hersenbloedingen bij iedereen (2). Recenter, in 2019, toonde een overzicht van 6 prospectieve studies bij meer dan 29.000 volwassen Amerikanen die 17 jaar werden gevolgd, een dosisafhankelijk verband aan tussen enerzijds het verbruik van eieren en voedingscholesterol en anderzijds de cardiovasculaire mortaliteit (3).
De recentste studie is pas in januari van dit jaar gepubliceerd (4). Het gaat om een meta-analyse met systematisch overzicht van 23 prospectieve studies die het verband tussen het verbruik van eieren en cardiovasculaire incidenten (infarct, CVA, cardiovasculair overlijden) analyseerden. Op een totaal van bijna 1,5 miljoen mensen die 12 jaar lang gevolgd werden, telde men 157.324 cardiovasculaire incidenten. Deze studie komt tot de volgende conclusies: het verbruik van > 1 ei/dag wordt niet in verband gebracht met een toename van het globaal cardiovasculair risico maar veeleer met een significante daling met 11% van het risico van kransslagaderlijden! Eieren verbruiken houdt geen risico in als men aan diabetes lijdt en het CVA-risico neemt niet toe.
Welke lessen kunnen we trekken uit deze voedingssaga met betrekking tot het verbruik van eieren binnen een voeding die ons hart en onze bloedvaten gezond wil houden?
- Laten we voedingscholesterol vergeten: die is niet verantwoordelijk voor het LDL-cholesterolgehalte …
- Een “redelijk” verbruik van eieren, met andere woorden 2 à 3 keer per week, in totaal ongeveer 7 eieren per week, kan zonder enig probleem.
- Laten we de intrinsieke kwaliteiten van eieren niet vergeten: ze zijn rijk aan proteïnen van hoge kwaliteit, aan vitaminen en verschillende mineralen. Ze leveren luteïne en choline, die gunstige effecten hebben voor de gezondheid. Afhankelijk van de voeding van de leghen vormen ze een bron van poly-onverzadigde vetzuren van het type omega-3. En ze zijn niet duur, wat altijd mooi meegenomen is.
Referenties
- Spence JD et al. Atherosclerosis 2012 ; 224(2) : 469-73.
- Rong Y. et al. BMJ 2013 ; 346 : e8539.
- Zhong V. et al. JAMA 2019 ; 321 (11) : 1081-95.
- Krittanawong C. et al. Am J Med 2021 : vol 134, issue 1 : 76-83 E2.